Op 26 september stond de Woolly bugger op het programma van de demobinder Ton Cremers. Hij begon de avond met een presentatie over de historie van deze allround streamer die in veel gevallen een leech of klein visje imiteert. Ook het te gebruiken materiaal en de kwaliteitverschillen in met name de marabou zoals die door winkeliers wordt aangeboden kwam aan de orde.
Ook had hij 2 duidelijke doelen voor ogen deze avond. Het staartje dient netjes te worden ingebonden, en de 2 vliegen die we gingen binden diende identiek te zijn. Er is niets zo irritant als dat je een aantal vliegen in de doos hebt zitten die allemaal net wat anders zijn en je dus moet gaan kiezen, uiteraard afgezien van de verschillende haakmaten. (#10 t/m #4.)
Deze avond bonden we op een forse #4 haak. Als eerste werden er 10 of 12 wikkelingen witte binddraad 6/0 keurig naast elkaar gelegd achter het haakoog. Dit markeert het deel waarop hij in eerste instantie niet gaat binden, maar vrijhoudt om op het einde het kopje netjes te kunnen maken. Door op deze manier een vast aantal wikkelingen te leggen worden de vliegen uiteindelijk dus allemaal hetzelfde. Achter de witte wikkelingen werd zwarte binddraad opgezet waarmee de streamer verder werd gebonden.
Van de olive blood quill marabou gebruikte hij alleen het gedeelte boven de stam van de veer, dus het tipje, dat deel is het meest zacht waardoor de streamer een mooie actie krijgt bij het binnen vissen. De veer werd boven op de haak gebonden beginnend ter hoogte van de weerhaak, of plaats waar die hoort te zitten. Om een mooie volle staart te krijgen herhaalde hij dit met een 2e marabou veer. Het staartje kreeg daarna dezelfde lengte als de haaksteel maar werd niet op lengte geknipt, maar gescheurd.
Vervolgens werd een dunne zilverkleurige metaaldraad ingebonden vanaf de witte wikkelingen tot het begin van het staartje ook weer boven op de haak. Het uiteinde daarvan liet hij daar hangen. Daarna was de olive kleurige chinille aan de beurt. Vaak komt er ter hoogte van het staartje een dikke bobbel omdat er 2 lagen over elkaar komen te liggen. Om dat te voorkomen trok hij over een lengte van 2 centimeter de gekleurde fibers uit de chenille, waardoor alleen de dunne kern over bleef. Deze bond hij aan de bovenzijde op de haaksteel vanaf het witte deel tot aan het begin van het staartje waarna de binddraad weer naar voor werd gebracht. De chenille werd daarna met gesloten wikkelingen richting haakoog gebracht en bij het witte deel met de binddraad vast gezet en afgeknipt. Daarna was de hackle veer aan de beurt. De fibers van de juiste veer hebben een lengte tot de haakpunt indien je deze om de haaksteel wikkelt. Hij tekende op de skin af op welke plaats hij de veer eruit gehaald had, zodat hij op dezelfde hoogte een volgende kan pakken. Ook dit weer om alle vliegen hetzelfde te kunnen binden. De veer werd net voor het witte deel met de stam ingebonden, daar is de veer dus het breedste, en met een vast aantal open slagen, bijvoorbeeld 7, om de haaksteel gewikkeld tot het begin van de staart. De dunne metaaldraad die daar nog hing werd in tegengestelde richting met open slagen om de haaksteel tot het witte deel gewikkeld waardoor de veer vast kwam te zitten. Dit deed hij voorzichtig, zodat er zo min mogelijk fibers van de veer plat werden gebonden. Nu kon er op het witte deel een mooi kopje worden gemaakt waarna de binddraad werd afgebonden en het kopje afgelakt waarmee de eerste woolly bugger klaar was.
Daarna kon iedereen er nog 1 binden, die uiteraard exact hetzelfde diende te worden, al viel dat niet mee! Als laatste vertelde Ton nog dat er uiteraard gevarieerd kan worden door bijv. looddraad of een messing of tungsten kraal als verzwaring te gebruiken, de chenille te vervangen door ice dubbing of te werken met verschillende kleuren etc.
Het was een super bindavond Ton bedankt!